
Fases van de bevalling
De bevalling is onder te verdelen in 3 fases, namelijk de ontsluiting, de uitdrijving en het nageboortetijdperk. De 3 fasen worden hieronder beknopt beschreven. Tegen het einde van je zwangerschap bespreken we deze fases met je en krijg je een folder mee over de bevalling, waarin je alles nog eens rustig kunt nalezen.
De ontsluiting
Voordat je je kindje naar buiten kunt gaan persen, zal eerst de baarmoedermond helemaal open moeten gaan. Je moet 10 centimeter ontsluiting hebben. Je baarmoedermond is in de zwangerschap een stug tuutje, wat eerst week moet worden en daarna plat zal worden. Dit noemen we verstrijken. Vooral bij een eerste kindje is dit veel werk: er zijn best veel weeën nodig om dit voor elkaar te krijgen. Pas daarna gaat de baarmoedermond open. Het is normaal als de ontsluiting gemiddeld 1 centimeter per uur vooruit gaat.
Bij een tweede of volgend kindje, gaat dat verstrijken en ontsluiten tegelijkertijd, wat veel tijdwinst oplevert. Sowieso gaat de ontsluiting bij een tweede of volgend kindje vaak sneller.
Weeën en pijn tijdens de bevalling.
Weeën zijn er niet voor niets, ze zorgen ervoor dat je baby geboren wordt. Die gedachte kan helpen om de pijn beter te verdragen. Pijn tijdens de bevalling wordt veroorzaakt door weeën. Een wee is een samentrekking van de baarmoederspier. Je kunt zo’n wee vergelijken met een golf die aanspoelt op het strand. In het begin voel je de pijngolf aan komen rollen. Net voor de golf omslaat, is de pijn het hevigst. Daarna trekt de golf terug en voel je de pijn weer minder worden.
Tussen de weeën door is er rust in je lijf. Aan het begin van je bevalling zit er meer tijd tussen de weeën. Dan doen ze ook nog niet zo’n pijn. Na een tijdje worden de pauzes tussen de weeën korter. De weeën worden dan krachtiger en doen meer pijn. Je lichaam maakt tijdens de bevalling enforfines aan.
Omgaan met pijn tijdens de bevalling:
- Zoek afleiding: probeer aan het begin van de bevalling nog niet te veel op de pijn te letten. De weeën zijn dan meestal nog goed te verdragen. Ga zo lang mogelijk gewoon door met waar je mee bezig bent.
- Rust uit tussen de weeën: tussen de weeën door heb je steeds even pauze. Gebruik die tijd om te ontspannen en je voor te bereiden op de volgende wee.
- Het is beter niet te verkrampen of je adem in te houden als de pijn er weer aan komt.
- Probeer alle spanning los te laten en blijf rustig ademhalen. Dan voel je de pijn minder.
- Tel af: elke wee is er eentje minder:
- Denk positief en geloof erin dat je dit aankunt. Denk: deze wee is weer voorbijen komt niet meer terug. Word niet boos op jezelf als het even niet lukt.
- Er zijn van die momenten dat de pijn je overvalt en dat je denkt dat je het niet meer aankunt. We zullen je dan echt helpen de draad weer op te pakken. Denk bij elke wee dat je weer dichter bij het einde van de bevalling bent gekomen. Tel af in plaats van op. Denk aan het moment na de bevalling: als jij je baby vasthoudt.
- Zorg dat je het lekker warm hebt, want warmte helpt om te ontspannen. Zorg er dus voor dat de temperatuur in de kamer aangenaam is. Doe warme kleren aan die gemakkelijk zitten. Als je ligt, kun je warmwaterzakken bij je buik en rug leggen. Veel vrouwen vinden het lekker om onder de douche te zitten, met een warme straal water uit de douchekop op hun buik of rug. Een warm bad is ook erg ontspannend. Als je vliezen gebroken zijn, mag je niet altijd in bad, vraag aan de verloskundige of het mag.
- Concentreer je op je ademhaling, als je het ritme van je ademhaling volgt, ben je minder gericht op de pijn. Dat helpt je te ontspannen en om de weeën beter op te vangen.
- In het begin volstaat de buikademhaling: inademen door je neus, geef je buik de ruimte en laat deze omhoog komen, even vasthouden en (hoorbaar) uitblazen door je mond.
- Als de weeën heftiger worden, red je het daar niet meer mee. Adem ook nu in door je neus, maar adem in korte pufjes uit: 2x kort, 1x lang.
- Worden de weeën nog heftiger, adem dan met meerdere korte pufjes uit, maar eindig altijd met een lange “puf”. Denk hierbij bijvoorbeeld aan “deze wee komt nooit meer t’rug”, waarbij “t’rug” een lange “puf” is.
Houdingen tijdens het opvangen van de weeën
Tijdens de ontsluitingsfase zul je moeten zoeken naar een houding die voor jou het prettigste aanvoelt. Over het algemeen bevorderen de verticale houdingen (staan, zitten, lopen) de ontsluiting, door de druk die het hoofdje uitoefent op je baarmoedermond. Door die druk komen er meer hormonen vrij.
Bij houdingen waarbij je buik vrij hangt, kan het prettig zijn om heen en weer te wiegen met je billen. Je laat dan vaak ook je bekkenbodem beter los. Als je last hebt van rugweeën, kan massage op de rug heel prettig zijn. Ook flinke tegendruk tijdens een wee op de rug kan verlichten. Je kunt zelf het beste vertellen hoe je partner dat moet doen.
- Schrik niet van slijmerig verlies, dat aan het begin of einde van de ontsluiting vermengd is met wat bloed. Dit is normaal.
- Soms ben je misselijk of moet je overgeven.
- Je benen beginnen soms te trillen. Dit komt door de inspanning die je lichaam levert. Je kunt hier niks aan doen.
- Ga regelmatig plassen, een lege blaas geeft meer ruimte voor het kindje.
Uitdrijving
De uitdrijvingsfase is over het algemeen te herkennen aan het gevoel van persdrang. Deze persdrang zal in de laatste fase van de ontsluiting langzaam opkomen. Je voelt steeds meer druk van onderen tijdens een wee, alsof je enorm naar het toilet moet. Bij het gevoel van persdrang zal de verloskundige met een inwendig onderzoek controleren of er sprake is van volledige ontsluiting 10 cm. Het moment waarop je mee mag persen, kan soms een hele omschakeling zijn, waar je moeite mee hebt. Dat is logisch: eerst mocht je alleen maar weeën wegzuchten, nu moet je ineens iets heel anders doen! Dat geeft helemaal niets. We nemen de tijd voor die omschakeling en helpen je met het persen, door je instructies te geven.
Bijvoorbeeld liggend op je rug of zij, half zittend, hurkend, staand, op handen en knieën of op de baarkruk. Het is van tevoren moeilijk te bedenken hoe je wilt persen. Je verloskundige zal je in die fase begeleiden in de houding die voor jou het prettigst is. Vaak is het gewoon uitproberen. Gedurende de gehele persfase zal je verloskundige bij je zijn om je te coachen en stimuleren.
Nageboortetijdperk
Daar is dan eindelijk het moment waarop je jullie langverwachte baby in je armen hebt! De baby wordt afgedroogd met warme doeken. De baby zal bij je op de borst liggen en zo kunnen jullie even bijkomen van het zware werk. Helaas is de bevalling nog niet helemaal achter de rug. De placenta moet nog geboren worden. Dit is gelukkig niet meer te vergelijken met de geboorte van het kindje! Wel zal je nog even moeten persen maar de placenta en vliezen zullen snel volgen. Na de geboorte van de placenta en vliezen zal je verloskundige je onderkantje inspecteren om te kijken of er iets gehecht moet worden. Je wordt tijdens het hechten altijd verdoofd.
De baby krijgt vitamine K wat hij/zij nodig heeft voor de bloedstolling. Dan wordt hij/zij aangekleed en eventueel aan de borst gelegd. Bij de kersverse moeder wordt het bloedverlies en de stand van de baarmoeder in de gaten gehouden. Als dit allemaal goed is en je hebt wat gegeten en gedronken, mag je lekker douchen en in een schoon bed.
Pethidine
Pethidine wordt toegediend via een injectie in je bil of bovenbeen. Pethidine lijkt op morfine. Het werkt binnen een half uur en werkt 2 tot 4 uur. Pethidine kan in veel ziekenhuizen op elk tijdstip worden gegeven. Ongeveer 1 op de 3 vrouwen is tevreden over het pijnstillende effect. Je kunt slaperig worden van pethidine, of zelfs in slaap vallen. Dat kan prettig zijn als je moe bent van de weeën: dan kun je even uitrusten. Pethidine werkt minder snel dan remifentanil, lachgas en een ruggenprik. 2 van de 3 vrouwen heeft toch nog pijn. Je kunt misselijk, suf en slaperig worden. Het kan zijn dat je de geboorte daardoor minder bewust meemaakt. Je kunt niet meer rondlopen. Ook de baby kan suf worden van pethidine. Daardoor kan het meer moeite hebben met ademhalen na de geboorte. Soms hebben baby's een injectie nodig om weer goed te kunnen ademhalen. Door de sufheid kan je kindje soms minder goed de borst vinden en zuigen. Dit kan het geven van de borstvoeding bemoeilijken.
Ruggenprik
Een ruggenprik is een injectie in je onderrug met een combinatie van verschillende pijnstillende medicijnen. De anesthesioloog brengt onder plaatselijke verdoving onder in je rug een naald aan. Daarbij moet je je rug bol maken en zoveel mogelijk stil blijven liggen of zitten. Via de naald wordt een dun, soepel slangetje in je rug gebracht. De naald gaat er weer uit, het slangetje blijft zitten. Door dit slangetje krijg je tijdens de hele bevalling pijnstillende medicijnen toegediend. Binnen 15 minuten voel je dat de pijn een stuk minder wordt. De meeste vrouwen voelen weinig pijn meer tijdens de weeën De ruggenprik werkt beter dan een injectie met pethidine of een pompje met remifentanil Je wordt niet slaperig of suf van een ruggenprik en maakt de bevalling dus helemaal mee. Soms, bij 5 tot 10 van de 100 vrouwen, werkt een ruggenprik onvoldoende. De ruggenprik wordt dan soms opnieuw uitgevoerd. Een ruggenprik heeft meer bijwerkingen en gevolgen voor jou en je kindje dan ee